Het Zwin

Het Zwin

Het Zwin is een typisch slikken en schorren getijdengebied. Elke dag komt de er binnengestroomd en zorgt voor voedsel voor de vele vogels die er jaar in en uit verblijven.

Ooit was het Zwin de toegangspoort tot Brugge.

De Brugse haven. De oudste verbinding van Brugge met de zee was langs het Oude Zwin dat langs Koolkerke, Eienbroek, Schapenbrugge en het Hazegras in den zeearm van het Zwin liep, niet ver van de zee. Deze waterweg behoorde toe aan de stad Brugge tot aan Schapenbrugge. Niettegenstaande het in rechte lijn naar de zee liep, schonk het Oude Zwin voorzeker geen voldoening, want vanaf 1180 werd een andere waterweg gebruikt: de Reie, die van Eegem kwam, door Brugge liep, om op de plaats waar nu de stad Damme ligt, in de zeearm van het Zwin uit te monden.Aan de monding van de Reie had de stad Brugge dijken opgeworpen en een zeesluis gebouwd. Daar rond had ze de stad Damme gesticht, die voortaan de voorhaven van Brugge zou zijn. Langs het Zwin werden nog andere plaatsjes gesticht en met stadsrechten voorzien, namelijk Monikerede (het Z.O. gedeelte van de gemeente Oostkerke) dat vermeld wordt in 1226. Hoeke werd gesticht door de Duitsers in 1252-1253, ten gevolge van onderhandelingen tussen de Duitse kooplieden en de graaf van Vlaanderen. Mude bestond reeds in 1210 en Sluis, dat later na het verzanden van het Zwin, de voorhaven van Brugge zou worden, werd gesticht rond 1290. Al deze stadjes vormden de Brugse haven, of zoals in de Engelse oorkonden van de 13de eeuw staat: ‘de haven van het Zwin’.Het zeesas dat te Damme aan de monding van de Reie lag, behoorde aan de stad Brugge; het was van speciaal maaksel, de deuren werden in de hoogte opgewonden en de schepen moesftn eronder doorvaren. Reeds in de oudste tijden moet het zo geweest zijn, want in de Brugse stadsrekening van 1285 vinden we een betaling: ‘Item, tune carpentariis et laboratoribus ad wind aes: 83 s. 4 d.’, zo kwam het dat er geen zeeschepen naar Brugge vaarden, daar ze hun masten hadden moeten neerleggen. De zeeschepen in het Zwin laadden hun waren over in binnenlanders die naar Brugge vaarden.De havens van het Zwin hadden geen kaaien, het waren getijhavens. De schepen werden bij hoog water naar de boord van het water getrokken en daar op het droge gezet, zoals we zien in de beschrijving van de vloot van Filips-August die in 1213 te Damme door de Engelsen aangevallen werd: ‘… puis alèren t assallir les grans nés qui estoient plus priès de la ville del Dan, mais elles estoient à sec sor la tierre traités …’, ‘… daarna trokken ze op om de grotere schepen te overvallen, die dichter bij de stad Damme lagen, maar deze waren op het droge getrokken .. ‘.De zeevaart geschiedde vroeger enkel in de zomer, omdat er te veel nevel en stormen waren tijdens de wintermaanden. Als de winter aankwam hadden de schippers van Harderwijk en Kampen de gewoonte hun schepen tussen Hoeke en Sluis op het droge te trekken en langs de landweg naar huis te gaan. De binnenscheepvaart geschiedde bijna uitsluitend tijdens den winter, omdat er toen alleen water genoeg was om te varen. Vele oude contracten voor de levering van steen ot hout, bepalen dat de levering moest geschieden ‘met het eerste winterwater’, dus van zodra de waterwegen bevaarbaar waren.Maar om de verbinding tussen Brugge en zijn voorhaven tijdens de zomer in stand te houden, ‘t is te zeggen wanneer de zeeschepen in het Zwin kwamen, was de Reie tussen Brugge en Damme ingedijkt en werd er langs het zeesas van Damme zeewater ingelaten. Hier volgt een uittreksel uit een akte van 1288, die een einde stelde aan het geschil tussen de stad Brugge en de watering van Romboutswerve te Koolkerke, over het onderhouden van de dijken van de Reie, en waarin dit beschreven staat: ‘… et les boines gens ke ont leurs tières de Remboudwerfs, nord de le Roie ki ceurt entre Bruges et Dam, … dendroit de ce ke ils demandèrent et disent ke cil de Bruges devoient et estoient tenut de warder et tenir tous les dis lor tières de Remboudwerfs devant encontre Ie Roie par Ze raison de ce k.e cil de Bruges [aisoient qaand il leur plaiso!t, monter et aoaler l’.eawe de Ie diie Rey par leur espoie dou Dam parmener et rernenet leur marchandise à nef, ainsi corne il leur plaisoit …’.‘… en de goede lieden waarvan het land ligt in de watering van Romboutswerve, ten Noorden van de Reie die van Brugge naar Damme loopt, … op het feit dat zij beweerden dat de stad Brugge verplicht was de landerijen van Romboutswerve tegen de Reie te beschermen, om reden dat de stad Brugge, wanneer het haar paste, het waterpeil van de Reie verhoogde of verlaagde door middel van haar zeesluis te Damme, om de schepen met koopwaren naar of uit de stad te laten varen, wanneer het haar paste …’Tot rond 1250 was de Brugse handel actief, Brugge voerde zelf waren uit en in op eigen schepen. Deze schepen waren eerst de visserschuitjes van het Zwin, die meer konden verdienen met het vervoer van waren dan met vissen. Later waren het schepen die speciaal voor de handel gebouwd werden, maar het waren geen zeeschepen zoals op onze dagen. We bezitten de beschrijving van de lading van zulk een scheepje van rond 1300, dat in Engeland aangeslagen was. De lading bestond uit twee vaten wijn, een honderdtal hectoliter zout, meel en appelen, twee ton erwten en nog twee ton zout. De zeevaart bracht toen veel op : het schip was 15 Engelse ponden waard en de lading 16 pond; de vrachtkosten beliepen 6 pond, dus meer dan een derde van de waarde van de lading, en ook van de waarde van het schip.De oudst bewaarde statistieken van de zeesehepen die te Sluis aankwamen zijn uit het jaar 1486-1487, tijdens dit jaar waren er 73 schepen ingekomen met een lading van 8.272 ton. De gemiddelde maat van de schepen was dus 113 ton, het kleinste mat 40 ton, de drie grootste samen 800 ton, het grootste dus ± 300 ton; de meeste schepen maten tussen 100 en 200 ton. Een ton of vat was 2.000 pond of 928 kgr. De binnenscheepvaart was ook heel klein. We bezitten de opgave van al de schepen die tussen Brugge en leper vaarden in de jaren 1395-1404. Gedurende deze negen jaren vaarden er 461 schepen tussen de twee steden, waarvan de grootste zes tonmaten.

Bron: Brugge- OUD en HEDEN